Hans had alle opwinding in huis gemist. De pastoor aan de deur, zijn jammerende moeder, zijn doelloos rondlopende vader, de ontreddering.
Toen hij zijn ogen opendeed, stond zijn broer in de slaapkamer.
‘Noud is dood,’ zei Arie plompverloren bij gebrek aan andere woorden.
Ja, Ja, het zal wel, dacht Hans. Noud dood. Flauwe vent.
Arie was de leukste thuis. Zo’n twee weken geleden, net voor moederdag, zag Hans midden in de nacht zijn broer met zijn grijnzende hoofd voor hun slaapkamerraam. Daarna een grote bos bloemen. ‘Doe open,’ riep Arie. ‘Pak aan.’ Niet veel later hoorde hij hem vloeken en zag Arie met bloemen en al onder het raam zakken. De buitenlamp waar hij op stond, had het begeven.