Zachter, dat wel

Hij woonde nog maar op enkele vierkante meters. Meer had hij ook niet nodig, maakte hij zich wijs. Ruimte genoeg. Alles wat hij wilde doen, kon hij doen. Net als anderen sliep hij, at hij en keek hij tv. Hij had een douche en wc, en een plekje waar hij kookte.
Het was een fijn huis toen hij het kocht. Hij hield van de ruimte die er was. Zeker in zijn eentje. In het begin woonde hij er met veel plezier, had leuk contact met de buren. Hij had het er prima naar zijn zin. Hier kon hij oud worden, bedacht hij.
Maar toen zijn buren na zo’n anderhalf jaar verhuisden, was de ellende begonnen. In het begin had hij alle herrie van de nieuwe buren tijdens de verbouwing als normaal afgedaan. Verbouwen bracht nu eenmaal ongemak met zich mee. De nieuwe buren wilden de woning helemaal naar eigen smaak verbouwen. Groot gelijk, vond hij. Had hij ook gedaan.
Maar na de verbouwing was de herrie niet opgehouden. De nieuwe buren waren luidruchtig, de kinderen schreeuwden om het hardst, niemand corrigeerde niemand. De dochter speelde piano. Ze had talent had de buurvrouw in een van hun spaarzame contacten verteld. Dat kon hij niet beoordelen, hij hoorde alleen herrie, steeds opnieuw dezelfde herrie. Een gruwelijke herhaling.
Hij wist niet wat hij ermee aan moest. Hij was een weldenkend mens die snapte dat niet alle huishoudens hetzelfde in elkaar zaten, dat de buren hun kinderen rondreden van de ene naar de andere activiteit. Van muziekles tot ballet. Dat je moest oefenen om beter te worden. Welke ouder zou dat zijn kind onthouden. Hij niet, als hij zelf kinderen had gehad.
In deze verwarring had hij zijn eerste muur gebouwd. In de huiskamer had hij een extra wand gezet van gasbetonblokken met daartussen isolatiemateriaal. Dik tevreden keek hij later naar het gestucte resultaat. Over de hele lengte van de huiskamer zo’n vijftien centimeter minder huis was te overzien. Alleen het voorraam en de openslaande tuindeuren zaten niet meer mooi in het midden.
Toen hij ’s avonds naar bed ging, wist hij met terugwerkende kracht dat hij maar half werk had geleverd. Hij hoorde de buren vrijen, praten en naar de kinderen roepen dat ze moesten gaan slapen. Toen het stil werd, was het voor hem helemaal duidelijk: ook boven kwam er een extra muur.
Hij bleef geluiden horen. Zachter, dat wel. Maar even hinderlijk. Hij kon dan wel niet meer precies verstaan wat er werd gezegd, maar de ergernis over het geluid was even groot als voor de extra muur. Hij werd er knettergek van. Dus bouwde hij nog een isolatiemuur tegen de andere aan. Boven en beneden. Maar ook dat hielp niet echt. Hij bleef de buren horen, de dochter piano spelen, de ouders ruzie maken.
Op sommige dagen kon hij aan niets anders meer denken. Op zijn werk vroegen collega’s wat er aan de hand was, zijn vriendenkring verwaarloosde hij, de sportclub liet hij schieten. Hij leek nog maar één doel te hebben. De herrie van de buren laten verdwijnen. Hij bouwde muur na muur. Tussendoor liet hij geluidsmetingen doen, die een normaal geluidsniveau lieten zien. Een slechte meting constateerde hij dan. Hij hoorde het toch.
Een heleboel muren verder was zijn woonruimte geslonken tot de enkele vierkante meters die hij nu bewoonde. Niemand bezocht hem nog. Zijn ouders waren erg ongerust en hadden een bevriende dokter langs gestuurd. Die dokter had er even ongerust uitgezien als zijn ouders en indringend met hem gesproken. Of hij zich misschien niet beter een paar keer kon gaan praten met iemand die daar verstand van had. Wat dacht die idioot wel. Wie had er nou verstand van. Hij woonde er en hoorde
de herrie. Zijn herrie. Hij zette de tv aan en begon aan zijn avondmaaltijd. Hopelijk hielden de buren het vanavond een beetje rustig.